Maandag presenteert World Press Photo het rapport over de manipulaties en beeldbewerking bij de wedstrijd van dit jaar. Dat gaat ongetwijfeld weer een hoop discussie opleveren over de betrouwbaarheid van de fotografie. De Süddeutsche Zeitung gooide vlak na de bekendmaking van de World Press Photo alvast olie op het vuur door in het onderschrift te zeggen dat je niemand moet vertrouwen. Het is tegen het zere been van Peter-Matthias Gaede, die in 2015 in de jury zat bij de fotowedstrijd, die terecht stelt dat veel fotografie te vertrouwen is.
Het is natuurlijk goed om kritisch te blijven kijken naar beelden. Zeker in een tijd waarin we overspoeld worden met beeld en de grens tussen kunst en journalistiek niet altijd even duidelijk is, is het belangrijk om goed na te denken naar wat voor foto’s je kijkt. Het gaat echter te ver, zoals Gaede ook duidelijk stelt, om iedere foto te wantrouwen. Want al worden ook bij World Press Photo, alle duidelijke regels ten spijt, nog steeds gemanipuleerde foto’s ingestuurd, het overgrote deel van de foto’s voldoet keurig aan de standaarden die we stellen aan journalistieke fotografie. Sterker, van de bij de finale van World Press Photo afgekeurde foto’s zijn de bewerkingen dikwijls vrij onbeduidend in de zin dat de fotograaf zeer waarschijnlijk niet de bedoeling heeft om de kijker bewust te misleiden.
Neem de foto die een paar jaar geleden werd gediskwalificeerd omdat een voet weg was gehaald uit de foto. Het is een detail dat er eigenlijk niet toe lijkt te doen. De enige reden om de voet te verwijderen is cosmetisch. Het verhaal wordt nauwelijks anders met de voet. Het is wel terecht dat de foto is gediskwalificeerd. De actie is immers journalistiek onjuist, omdat de voet wel aangeeft dat er meer mensen aanwezig zijn en dus een bepaalde context aan de foto geeft. Maar maken dat soort bewerkingen de fotografie per definitie onbetrouwbaar? Nee, natuurlijk niet. Het is vooral een domme actie. De fotograaf is er niet op uit om te liegen. Waarschijnlijk wil hij juist het verhaal duidelijker vertellen door niet teveel details te laten zien. Het is natuurlijk wat anders dan bij reclamefotografie, waar het juist gaat om verleiden, of om kunstfotografie waar foto’s eerder een weergave van een gedachte zijn dan van de werkelijkheid. Daar mag meer, de foto’s mogen in tegenstelling tot journalistieke foto’s deels of geheel verzonnen zijn. De dunne scheidslijn tussen de (inzet van) verschillend soorten fotografie maakt het wel lastig voor het publiek om te herkennen of een foto nu wel of niet waarheidsgetrouw is.
Voor een deel ligt dat aan de fotografen zelf. Zoals ik een paar jaar geleden ook al schreef in mijn blog ‘leve de imperfectie’ streven veel fotografen het perfecte plaatje na. Een beeld dat, zo stelt Eduard de Kam in zijn lezing over beeldtaal tijdens het Festival voor Nieuwsfotografie, is gebaseerd op de regels van de beeldende kunst. Terwijl fotografie eigenlijk zijn eigen beeldtaal heeft. De kracht van fotografie is dat je een weergave van de werkelijkheid kan vastleggen. En die werkelijkheid is grillig en rommelig. Dat botst wel eens met onze fantasie en dromen waarin alles duidelijk en opgeruimd is. Het is dan ook verleidelijk om foto’s dan ook op te ruimen, om de dingen die je bij het maken van de foto niet zag weg te halen. Of zaken die je graag had willen zien toe te voegen. Journalistiek een doodzonde. Bovendien is zoals De Kam naar mijn mening terecht stelt, de werkelijkheid vaak vele malen interessanter dan onze fantasie. Alleen maar perfectie is ook nog eens saai.
Ik herinner me nog dat fotocriticus Francis Hodgson mijn serie over mijn zoontje bekeek. Hij wees me geregeld op de details die ik onbewust in beeld had gebracht. Details die je ook als niet terzake doende zou beschouwen en weg zou halen. Maar die juist volgens hem het echte verhaal vertelden, die de context gaven zonder dat ik dat overduidelijk in beeld breng. Want dat zou weer een te makkelijke, een te doorsnee foto geven. Het zijn juist die onvolkomenheden die de foto’s vaak sterker maken.
Dat betekent overigens niet dat een foto per se onvolkomenheden moet hebben om betrouwbaar te zijn. Het interessante van fotografie is dat er eigenlijk geen vaste regels zijn. Het gaat om het vertellen van het verhaal. En het overgrote deel van de fotojournalisten slaagt daar uitstekend in zonder de waarheid geweld aan te doen. Gaede heeft dan ook helemaal gelijk als hij stelt dat het veel te kort door de bocht is om alle fotografie te wantrouwen. Laten we fotojournalisten kritisch bekijken, één bron is tenslotte geen bron, maar laten we vooral uitgaan van vertrouwen. Dat verdienen ze. En laten we als fotojournalist voorzichtig omgaan met dat vertrouwen.