Voor de zevende keer ga ik een jaar lang de studenten van het Human Power Team Delft en Amsterdam volgen in hun poging het wereldrecord te veroveren in mensaangedreven voertuigen. Met dus zes jaar ervaring zou je denken dat het een routineklus is, dat ik precies weet hoe ik de fiets goed in beeld moet brengen. Hoewel de races ieder jaar min of meer volgens hetzelfde protocol verlopen en ik weet wat ik kan verwachten, is het toch altijd weer een uitdaging. Omdat alles toch ook weer anders is en vooral het lastig is om te laten zien waar het nu werkelijk om draait.
In het jaar gebeurt veel. Het begint met het selecteren van de rijders en het bouwen van de fiets. Daarna volgen de testen en tot slot de wedstrijden, een in Duitsland en een in Amerika. Het doel is zo hard mogelijk fietsen. Het team gaat dit jaar weer voor het vrouwenrecord, dus ze willen harder dan 121,8 km/u fietsen. Op pure menskracht, niets geen motor, zonnepanelen of wat dan ook. Dat maakt het project ook zo mooi. Laten zien waar je als mens toe in staat bent.
Hoewel het dus een snelheidswedstrijd is, gaat het eigenlijk niet om de snelheid op zich. Het gaat veel meer om de prestatie. Van de rijders en de studenten. Dus probeer ik vooral ook de mensen achter het project te laten zien. De gezichtsuitdrukkingen en lichaamshoudingen vertellen meer dan een foto van een fiets. Ik richt me meer op de interactie tussen de teamleden. Bovendien kan de fiets er dan mooi uitzien, er is eigenlijk weinig aan af te lezen. De fietser is onzichtbaar in de VeloX.
Bij de races in Amerika is er nog een logistieke uitdaging. Vanaf de start heeft de fietser ongeveer acht kilometer aanloop om te versnellen, dan wordt over tweehonderd meter de tijd gemeten en vervolgens is er zo’n anderhalve kilometer om tot stilstand te komen. Natuurlijk wil je dat allemaal vastleggen, zeker als de run het record oplevert. Maar anders dan bij wielrennen mag je niet met een motor of auto voor of naast de fiets rijden. Zelfs de volgauto zit op tweehonderd meter afstand, dan is de fiets op de weg nauwelijks te fotograferen. En tien kilometer lopen is een beetje te ver, zeker met de snelheden die de fietsen halen.
Het is dus keuzes maken, zoals zo vaak in de fotografie. Sta ik bij de start om de hectiek van het instappen daar en het aanduwen te fotograferen, dan ben ik niet op tijd om het vangen vast te leggen. Ik kan na de start in de volgauto, maar omdat die ver achter de fiets rijdt ben ik altijd te laat voor het vangen. De fiets rijdend van opzij fotograferen is ook lastig als ik in de volgauto zit. Misschien met een remote of een andere trigger, maar dan blijft het erg gokken of het wel lukt. Ben ik bij het vangteam, dan kan ik de meeste beelden wel maken. De start uiteraard niet en de tijdmeting evenmin. Maar wel het vangen, de fiets van opzij, met wat goed opletten zelfs de fiets van voren, en vooral de emoties na de rit.
Gelukkig duurt de World Human Powered Speed Challenge, zoals de wedstrijd officieel heet, zes dagen, met een sessie in de ochtend en één in de avond. Als ik geluk heb en het team rijdt beide sessies heb ik dus twaalf momenten. Of vierentwintig als ze met twee rijders alles mogelijkheden kunnen benutten. En het weer moet meezitten, want dit jaar zijn een aantal pogingen geannuleerd vanwege de weersomstandigheden.
In het begin van de week, als de kans op het record doorgaans het laagst is, ben ik bij de start. Ik ga minimaal een keer met de volgauto mee om de spanning daar te fotograferen en ik ben minimaal een keer bij de tijdmeting. Daar gaat de fiets het hardst, maar dat is voor mij niet eens het belangrijkste. Want anders dan bij film zie je op de foto niet hoe hard de fiets gaat. Als ik wil kan ik zelfs iemand die met vijf kilometer per uur gaat nog snel laten doen lijken.
Van dat gegeven maak ik gebruik. Ik hoef om de fiets rijdend te fotograferen niet per se bij het snelste punt staan. Vlak voor het vangen of na het starten kan ik dat ook fotograferen. Door te spelen met de sluitertijd kan ik de beweging bevriezen of juist laten zien. En eerlijk gezegd is de rijdende fiets voor mij niet het meest interessant, ook al levert het best vaak mooie foto’s op. Want je ziet niets, behalve dan een cocon op een weg in de woestijn. Het gaat mij om de mensen, wat zij meemaken. En dat zie ik vooral na afloop. Als de renner uitgeput uit de fiets komt, de teleurstelling, de blijdschap, alles. Het liefst plaats ik ook een GoPro in de fiets om ook de inspanning tijdens het fietsen vast te leggen, alleen is daar vaak geen plek voor.
Om het vast te leggen neem ik standaard drie camera’s mee. Allemaal spiegelreflexcamera’s van Canon in mijn geval. Daarmee kan ik gewoon het snelste werken. Een camera staat op statief langs de weg en wordt via een PocketWizard aangestuurd. Je moet namelijk vanwege de veiligheid minimaal tien meter van de weg staan als de fietsen voorbij komen. De andere twee camera’s heb ik meestal om mijn schouders, een met een groothoek, de ander met een telelens. Soms maak ik gebruik van twee remotes en heb ik maar één camera om mijn nek. Steeds probeer ik weer nieuwe standpunten te vinden en te spelen met diafragma en sluitertijd om goed te laten zien wat de wedstrijd nu is. Door dicht tussen het team te staan probeer ik over te kunnen brengen wat de teamleden doormaken. Ik leef mee met het team, al ben ik op zich een observerende buitenstaander. Met alle teams voel ik me eigenlijk wel verbonden, het is geweldig om de inzet en toewijding bij iedereen te zien om vooral zo hard mogelijk te gaan op pure menskracht.
Daarom blijf ik ook terugkomen. Het is prachtig om een team te zien groeien, het is motiverend om de sporters mee te maken in al hun ups en downs, het is leuk om oude bekenden weer te zien en het blijft fascinerend om te zien wat je met pure menskracht kunt bereiken. Meer dan honderd kilometer per uur op de fiets op een vlakke weg, dat lijkt onmogelijk. Ik ben nog steeds niet uitgekeken. Niet op het team, niet op het evenement en niet op het fotograferen daarvan. Al ben ik best blij met wat ik gemaakt heb, het kan nog altijd beter, scherper en intenser.