Langzaam zie ik de tijd wegtikken. Secondes, minuten. Net als op de intensive care. Vijf minuten, tien, vijftien, twintig. “24 Hours, the king of snakes,” brult Underworld in mijn oren. Dertig minuten, veertig. Het is genoeg, mijn lijf wil stoppen. Waar ik normaal mijn bed niet voor uit kwam, is nu een uitdaging geworden. Meer zit er niet in en dit is al winst.
Ik fiets immers, al is het op een Tacx. Vaak vraag ik me af hoe lang het gaat duren voor ik weer een echte fietstocht kan maken. Buiten, in de bossen. Wandelen kost mij al veel energie. Toch gaat ook dat steeds wat beter. Van een rondje van amper vijf minuten net na mijn ontslag uit het ziekenhuis is het uitgegroeid tot een uur wandelen. Langzaam voel ik mijn spieren weer.
Een paar keer op de dag moet ik me terugtrekken om te rusten. Vaak slaap ik dan even. In de nacht lukt dat nog niet zonder slaappil. Flarden schieten door mijn hoofd, ik probeer alles op een rijtje te krijgen. Mijn val heb ik nog altijd helder voor de geest. Met name de eerste dagen in het ziekenhuis zijn vaag. Veel is gebeurd terwijl ik een roes was. Ik heb opdrachten geannuleerd en appjes gestuurd zonder dat ik het me kan herinneren. De tijd gaat traag en tegelijk heel snel. Een opname op de intensive care doet wat met je.
Soms ook wel grappige dingen. Zo heb ik ineens een joggingbroek aan. Ik! Voor ontbijt en lunch werk ik een flinke bak havermoutpap weg. De gruwel dacht ik altijd. Stiekem vind ik het nu lekker. Net als grote hoeveelheid proteïne kwark die ik opeet, naast alle speciale dieetvoeding. Slikken is nog altijd een aandachtspunt. Kleine hapjes, dik vloeibaar of gepureerd. Zoals een baby leert eten, zo leer ik het ook.
Soms wordt het me allemaal teveel en word ik overvallen door emoties. Meestal onderga ik het gewoon omdat het nu eenmaal zo moet. Ik heb een duidelijke focus: herstellen. Door het fietsen en het volgen van het Human Power Team Delft en Amsterdam heb ik het nodige geleerd van trainen en voeding. Wat ik nu doe komt eigenlijk op hetzelfde neer. Met pieken en dalen. En het helpt.
Ondertussen ben ik drie weken uit het ziekenhuis. Veel sneller dan de diëtist verwacht ben ik weer op mijn oude gewicht. Ik mag steeds meer dingen eten, het hoeft niet allemaal gepureerd. Sterker, ik mag al wat kauwen en ben dichtbij de stap om ook gewoon te kunnen drinken. De nachten breng ik door zonder slaappillen en het middagdutje kan ik steeds vaker overslaan. Mijn conditie wordt beter. Na bijna twee uur op de Tacx ben ik weliswaar wat vermoeid, maar niet uitgeput. Puur genot. Al ben ik er nog niet, zo heb ik nog steeds de pleister op mijn keel.
Mijn herstel gaat kortom voorspoedig. Gedisciplineerd werk ik daar verder aan. Langzaam komen de doelen steeds dichterbij. Mijn eerste opdracht heb ik alweer aangenomen. Het eerste ritje op de fiets door de bossen is binnen handbereik. Ik voel me steeds gelukkiger en moet weer denken aan de woorden van Herman van Veen: aan alles, aan alles komt een begin.