De eerste uitreiking van de Dutch Doc Award leek even een politiek tintje te krijgen met de kritische noot van Marc Prüst bij PhotoQ en het besluit van Rob Hornstra, Stefanie Grätz en Gert Jan Kocken om zich terug te trekken van de Noorderlicht expositie met de genomineerde fotografen. Niets van dat alles, er werd gewoon niet over gesproken. Wel over documentaire fotografie in het algemeen. Uiteraard werden ook de winnaars bekend gemaakt: Stefanie Grätz won met haar project SurfingViews: a Couchsurfing Directory de innovatieprijs en Jeroen Kramer mag zich de eerste winnaar van de Dutch Doc Award noemen met zijn serie Room 103.
Maar voor de winnaars bekend werden gemaakt, werd er eerst uitgebreid gepraat onder leiding van Frenk van der Linden. Hij weet altijd wel quasi naïef de boel aan elkaar te praten. En bij de Utrechtse wethouder van cultuur, Frits Lintmeijer, een documentair project los te peuteren. Als de wethouder het tenminste door de gemeenteraad krijgt, mag een fotograaf voor langere tijd een studie maken in de raadszaal en daar de raadsleden portretteren. Ook leek het de wethouder interessant hoe de raadsleden het buiten de raadszaal zouden doen. Lintmeijer stak in ieder geval niet onder stoel of banken dat hij trots was dat de Dutch Doc Award in Utrecht wordt uitgereikt, zeker als volgend jaar het een driedaags evenement moet worden.
Ook Lex ter Braak, directeur van het Fonds BKVB, keek al uit naar volgend jaar. De Dutch Doc Award is zijn ogen de eerste grote mijlpaal van de intendant documentaire fotografie Annelies Kuiper. Waarmee Ter Braak toch even reageerde op Prüst. Vooral de manier waarop de prijs is opgezet, met ‘poortwachters’, kon Ter Braak wel waarderen. Met enig gevoel voor zelfspot vergeleek hij de prijs met de Libris Literatuurprijs, waarbij iemand met een goed project en een slecht oeuvre wel genomineerd kan worden, terwijl iemand met een geweldig oeuvre maar een slecht project niet in de prijzen valt.
Het aan de tand voelen van de genomineerde fotografen over hun eigen werk kwam mijns inziens niet echt uit de verf. Het bleef vrij oppervlakkig, misschien ook wel doordat de fotografen toch vrij nerveus waren. Pas na de, overigens niet erg sterke, column van Juul Hondius kwam er wat meer diepgang en werd wat duidelijker wat een documentair fotograaf nu onderscheidt van bijvoorbeeld nieuwsfotografen. In kranten, zo stelt Jeroen Kramer, laat 90% van de foto’s slechts 5% van het geweld in de wereld zien. Hij deed daar zelf ook aan mee, maar wil nu een ander genuanceerder verhaal vertellen. In de media ontstaat nu het beeld dat alle moslims per definitie gewelddadig zijn en dat is echt niet zo.
Documentaire fotografen hebben een goed idee, onderzoeken, stellen vragen, nemen de onderwerpen serieus zonder dat ironie de rode draad is in het werk.Volgens Guus Rijven is het de kunst om iets dat heel gewoon is in een context te plaatsen. Daarbij is tekst onontbeerlijk volgens Gert Jan Kocken. Zonder tekst is een documentaire foto niet meer dan een plaatje. Anoek Steketee en Eefje Blankenvoort noemen hun eigen project als voorbeeld. Zij fotografeerden pretparken over de wereld. Het decor is overal hetzelfde, de tekst geeft de juiste connotatie aan de op zich inwisselbare foto’s.
In de documentaire fotografie wordt ook gespeeld met nieuwe vormen. Steeds vaker ook met foto’s die gevonden zijn, of in ieder geval niet door de documentair fotograaf zelf gemaakt zijn. Voor Julian Germain, bekend om zijn project Steelworkers, is dat iets heel natuurlijks. Hij gaat het niet bedenken, je moet de dingen om je heen omarmen en daarop reageren en dan kan het zomaar zijn dat je de camera aan iemand geeft in plaats van zelf te fotograferen. Voor Mathieu Keuter is dat gesneden koek, hij is veel meer dan alleen fotograaf. Jeroen Kramer heeft er meer moeite mee, althans om het zelf te doen. Hij waardeert wel dat anderen gevonden foto’s gebruiken maar fotografeert liever zelf. Guus Rijver is stelliger: “als je wilt voetballen, ga je ook niet tennissen”.
Na de discussie was het tijd voor de uitreiking van de prijzen en een feestje in de foyer, waar de muziek een goed gesprek lastig maakte. Het was een gemoedelijke avond, die wat mij betreft wel een goede start is voor hopelijk een lange traditie. Als vanaf volgend jaar het rond een driedaags festijn wordt gehouden, dan hoop ik dat er wat meer ruimte is voor diepgang. Want al werd er gisteravond gesproken over het spanningsveld tussen documentaire en autonome fotografie en kwamen heel even publicatiemogelijkheden en financiering naar voren, er is nog genoeg voer voor interessante discussies.